eemhaven 003

Denkend aan de Eem …

Joke Sickmann 320Ik zou zo graag hier een pleidooi willen houden waarom het zo waardevol is als dit gebied aan de Eem een mooie ontwikkeling tegemoet zou gaan. Een ontwikkeling, waarbij wij allen ons happy kunnen voelen. Waaraan wij allen ook een steentje zouden kunnen bijdragen. Wij allemaal, omdat de Eem nu eenmaal van ons allen is. Het sleutelwoord is co-creatie.
Ik had eerder bedacht dat het misschien veel beter zou zijn als ik u nu wat over de Wagenwerkplaats zou gaan vertellen. Ik zou u daarmee duidelijk willen maken, dat iets waarop je hoopt, dat je dat ook echt kan bereiken. Dat het mogelijk is om met veel vertrouwen in elkaar – en met respect voor ieders inbreng -  een groot gebied, waarvan je houdt samen tot ontwikkeling kan brengen. Dat zo’n werkwijze, co-creatie dus, niet alleen goed is voor burgers, maar voor iedereen. Daar hoort dus ook het particulier ondernemerschap bij, maar ook het ruimte geven aan elkaar, het gaat om je vertrouwen te schenken aan de gemeente, en vertrouwen aan de eigenaars van het gebied. Hun belang is ons belang. Een keertje op de vuist gaan met elkaar, dat kan, Je hoef het niet altijd eens te zijn met elkaar.  Maar het gebied is van ons allen. Ik heb het over het nieuwe eigenaarschap dat past in onze tijd; dat past bij Amersfoort.

Maar laten we het nu toch maar bij de Eem houden.
Bij een loflied op de Eem heb ik een bekende Amsterdammer aan mijn zijde staan: Joost van den Vondel.
Over de Amsterdamse Westertoren schreef hij vol trots in een gedicht. Het klinkt zo: Aan d’ Amstel en het IJ daar doet zich heerlijk open, zij die als keizerin de kroon draagt van Europe.
Misschien weet u ook dat Vondel later een gedicht over Amersfoort heeft geschreven. In gedachten heeft hij naar Onze Lieve Vrouwetoren gekeken.  Dat was in de tijd toen de bliksem in de spits, de top van onze toren was geslagen. Misschien was het wel een straf van God! Want gelovig waren de mensen toen nog wel. En sommigen onder u zullen misschien weten dat onze toren bij die ramp is gered door Nicasius, de toenmalige meestertimmerman van onze stad.
Joost van de Vondel dichtte in 1657: Godts hant beproeft de Bruit van d’ Eem als Godts verkoren, Door ’t water van den Rijn, als ’t sneeuw te snel ontdoit; Hy treft door ’t vier de kroon van haeren schoonen toren, Nu heerelijck herbouwt en in den top voltoit.
Wat mij opvalt, is de kijkrichting. Joost van den Vondel kijkt vanaf het water naar de stad waarover hij dicht, of dat nu Amsterdam is, of Amersfoort.  Wat ik daar persoonlijk in herken is, dat ikzelf er ook een handje van heb om vanaf het water in de richting van Amersfoort te kijken.  Voor mij begint het leven in Amersfoort bij de Eem, de rivier die de voedster is van onze stad. De Eem kan wat mij betreft niet zonder het zicht op de toren.
Dit is maar één voorbeeld. Er zijn duizend voorbeelden waarin ik de Eem en Amersfoort zou willen prijzen. Om het begrip Koppel, de Meent, gemeenschappelijk, de gemeenschappelijke weide, de beeldspraak die vooral de jongens en de meiden van de War zo graag gebruiken in hun idee hoe een bijdrage te geven aan het leven in Amersfoort. Ik denk aan de fabrieken die nog behouden zijn en die welvaart naar Amersfoort hebben gebracht.  Aan al die mensen, vooral uit het Soesterkwartier, die hier nog geen tien, twintig, dertig jaar geleden gewoond en gewerkt hebben. Aan de meisjes van de Erdal. Aan de nieuwe generatie, de kinderen van de Marokkanen die hebben gewerkt bij de NKI.  In gedachten zie ik ze gaan en soms vertellen ze er nog over.
De Eem is de rivier die ons allen verbindt.